Nieuws

Rob Pronk: ‘We hebben een heel goede pensioenregeling’

Het Pensioenfonds Openbare Bibliotheken is een gezond fonds, maar er is bij mensen weinig kennis over het pensioen, vertelt bestuurder Rob Pronk in dit interview in Bibliotheekblad nr. 9 van 2019.

Hoe staat het met het nieuwe pensioenakkoord?

‘Er is een akkoord gekomen, maar dat wil nog niet zeggen dat het allemaal rond is’, zegt Rob Pronk, lid van het bestuur van het Pensioenfonds Openbare Bibliotheken (POB). ‘Al die onderdelen moeten nog stuk voor stuk omgezet worden in maatregelen die ook echt doorgaan, en dat gaat nog ik geloof twee jaar duren. Daarvoor is een commissie samengesteld van veertien mensen uit de vakbonden, de werkgevers, DNB, de pensioenfederatie. Die moeten onderdeel voor onderdeel uitwerken. En dat moet dan nog naar de Kamer. Er is ook afgesproken dat het unaniem aan de Kamer voorgelegd moet worden. Dus als een van de partijen nee zegt, dan moeten ze weer verder praten… Het enige dat vaststaat is dat de AOW-leeftijd voor twee jaar bevroren is. Meer staat er nog niet vast.’

Hoe verhoudt het POB zich tot de grote pensioenfondsen?

‘Ik zeg altijd: we zijn een kleintje onder de groten maar een grote onder de kleinen. We hebben voldoende omvang om zelfstandig te kunnen blijven bestaan. We zijn een gezond pensioenfonds. We hebben het afgelopen jaar kunnen indexeren, en dat is natuurlijk mooi. Er zijn er niet veel die dat kunnen zeggen.’

Sommige pensioenfondsen dreigen door de kritische grens te zakken.

‘Daar zitten wij nog zeer ruim boven. Of we dit jaar weer kunnen indexeren weet ik niet. We gaan natuurlijk heel hard achteruit met die rente en de beurs.’

Wat doen jullie goed vergeleken met andere fondsen?

(Lacht.) ‘Allereerst letten we heel erg streng op de kosten. Dat doen we door zuinig te zijn. En ook scheelt een relatief beperkt bestuur van zes mensen in de kosten. We hebben een redelijk eenvoudig beleggingsbeleid: niet te ingewikkeld, niet te veel beleggingskosten maken. Dat soort dingen is heel belangrijk, daar win je al een stukje mee. Voor de rest doen we goede beleggingen. We beleggen alleen in fondsen, niet in losse aandelen: een aantal dingen doen we ook niet. En veel renteafdekking, dat hebben we ook altijd goed gedaan, we zijn op tijd geweest. Er goed bovenop zitten, met een actieve beleggingscommissie, die snel reageert. We hebben bovendien een heel goede pensioenregeling, dat vergeten mensen ook wel eens, redelijk goudgerand. De premieverdeling tussen werkgever en werknemer is heel mooi. Ik zie veel pensioenfondsen waar dat fifty-fifty is. Bij ons is het veel gunstiger. Een goed partnerpensioen, om maar eens wat te noemen. Er zijn heel veel pensioenfondsen die een veel slechter partnerpensioen hebben. We hebben zoveel mogelijk, het is niet ieder jaar mogelijk, een fiscaal maximale opbouw. Een premie van 19,7 procent is ook niet de hoogste. De vraag is of dat vol te houden is. Maar we mogen ons ook gelukkig prijzen met de prestaties van het fonds. We zijn geen armlastig fonds. Dat is wel heel prettig, hoor!’

Er lijkt hier en daar verwarring te zijn over het moment waarop er pensioen uitgekeerd wordt. Als je 66 jaar en vier maanden bent krijg je AOW. Dan ook meteen pensioen?

‘In de cao staat: pensioenleeftijd is AOW-leeftijd, tenzij de werkgever en de werknemer een afspraak maken dat ze langer door kunnen werken. Meestal gebeurt dat dan door te ontslaan en dan een tijdelijk contract te geven. Maar dat komt bijna nooit voor. Dus pensioenleeftijd is AOW-leeftijd of AOW-leeftijd is pensioenleeftijd.’

Het bereiken van de AOW-leeftijd is een gegronde reden voor ontslag, blijft dan niet de pensioenleeftijd staan op 67 jaar?

‘Dat is niet waar. De pensioenleeftijd, een rekenkundige leeftijd, is 67 jaar. Daar rekenen wij mee. Bij sommige fondsen is die zelfs 68 jaar. Als mensen eerder met pensioen gaan, in dit geval 66 jaar en vier maanden. Maar voor mijn part als ze met hun 58ste met pensioen gaan, dat kan ook. Dan krijgen ze geen AOW maar rekenen we die pensioenleeftijd terug van 67 jaar naar de leeftijd, in dit geval 66 jaar en vier maanden.’

Dan is het uitgekeerde bedrag navenant lager.

‘Uiteraard. Maar als je met 66 jaar en vier maanden met pensioen gaat, dan klinkt dat alsof het lager is, maar heel veel mensen vergeten dat die generatie eigenlijk uitgerekend is om met 65 met pensioen te gaan. Dus je hebt langer doorgebouwd aan je pensioen, niet korter. Het is maar van welke kant je het bekijkt. Ik krijg vaak te horen: ik krijg veel minder pensioen! Het is niet veel minder, het gaat over euro’s. De regeling is gewoon: AOW-leeftijd is pensioenleeftijd, tenzij… En die tenzij, daar kun je zelf van afwijken, en zeggen: ik wil eerder met pensioen. Maar dan krijg je nog geen AOW. Daarvoor zijn er mogelijkheden om wat het AOW-gat heet op te vullen vanuit je pensioen. Dan haal je wat stukken pensioen naar voren en krijg je wat minder pensioen.’

We gaan later met pensioen dan vroeger, geeft dat extra vergrijzing in het vak, en minder instroom van jongeren?

‘Ik zie nogal wat mensen toch een paar jaar eerder met pensioen gaan dan nu die 66 jaar en vier maanden. Tegelijkertijd is alweer jaren geleden de vut afgeschaft, toen gingen mensen met 62 weg. Er is de afgelopen jaren veel uitstroom geweest, maar wat ik zie is dat er veel jonge mensen binnenkomen. Die hebben meestal geen bibliotheekachtergrond, valt mij op. Er is geen bibliotheekopleiding meer. De opleiding bestaat niet meer, maar het vak bestaat nog wel.’

Is er veel behoefte aan informatie over het onderwerp pensioen?

‘Ik hou regelmatig door het land heen lezingen in bibliotheken. Een soort presentaties over waar het nou over gaat met pensioen. Want mensen hebben weinig kennis. En dan vertel ik ze, en dat laat ik ze ook altijd zien: je moet niet door tot 66 en vier maanden, je mag ook eerder. En dan zie je sommige mensen denken, nou… Dat is wel aantrekkelijk. Het klinkt wat generaliserend maar we hebben natuurlijk een relatief groot aantal vrouwen in de branche rondlopen, ruim 70 procent. Allemaal relatief redelijk op leeftijd. En statistisch is het nu eenmaal zo dat in de meeste huwelijken mannen een paar jaar ouder zijn dan vrouwen, dus wat je ziet is dat als die bij een bedrijf met pensioen gaan, en de vrouwen nog een paar jaar moeten, ze denken: we willen eigenlijk met de camper op stap of we willen gaan reizen of andere leuke dingen doen. Ik stop ook. Het kan, en zoveel geld scheelt het niet.’

Die vele vrouwen zijn ook vaak parttime in dienst.

‘Ik geloof 70 procent vrouwen, 70 procent parttime. Die werken erbij. De man is dan hoofdkostwinner.’

Geldt die verhouding ook voor instromers?

‘Dat is duidelijk niet meer zo. Je ziet dat de jongere generatie veel meer uren maakt. En dat vind ik ook gezond, hoor. Ik vind dat vrouwen moeten zorgen dat ze financieel onafhankelijk zijn.’

Krijg je op informatieavonden terugkerende vragen te beantwoorden?

‘Sommige dingen zijn zo ontzettend hardnekkig. Ik kom nog steeds mensen tegen die zeggen: bij het pensioen zijn de laatste paar jaar die je opbouwt belangrijk. Dat had te maken met het eindloon, dat bestaat geloof ik al 25 jaar niet meer. Middelloon, waar nu sprake van is, wil zeggen: ieder jaar bouw je een stukje op en het wordt bij elkaar opgeteld. Het maakt helemaal niet meer uit wat je op het laatst verdient. Maar vroeger was het zo dat je pensioen werd berekend over je laatst verdiende salaris, dus kreeg iedereen in het laatste jaar mooi nog even een leuke salarisverhoging, en daardoor een goed pensioen. Er zijn nog steeds mensen die dat idee hebben.’

Blijft het bibliotheekvak boeiend?

‘Ja. Ik heb er toch bijna veertien jaar met veel plezier in rondgelopen. Ben er behoorlijk actief mee geweest. Ik heb in het bestuur van de VOB gezeten, daar van alles en nog wat voor gedaan. Het is een boeiend vak, vooral in de tijd dat ik begon, dat was een enorme omwenteling van digitalisering, marketing en dat soort dingen. Dat was ook de reden dat ik naar Groningen gehaald ben: help ze de digitale snelweg op, maak ze marktgericht en maak er één netwerk van.’

Is dat gelukt?

‘Ik heb, denk ik, wel een mooi bedrijf achtergelaten.’

Binnenkort opent Forum Groningen.

‘Ik ben een paar maanden geleden in het gebouw geweest. Toen was het nog helemaal ruwbouw, maar het was al heel spectaculair. Ik dacht: dit is wat ik bedoeld heb.’

TEKST: MARTIN DE JONG

Rob Pronk nam in 2012, na twaalf jaar, afscheid als voorzitter van de raad van bestuur van Biblionet Groningen. Voordien werkte hij in de uitgeverswereld en de boekhandel. ‘Ik was bij de SdU betrokken bij de niet-officiële publicaties, dus niet de Staatscourant, maar uitgaven op het gebied van taal en geschiedenis. Ik heb als commercieel directeur bij Bert Bakker gewerkt, en daarvoor bij Scheltema in Amsterdam.’

Bron: Bibliotheekblad nr. 9 - 2019